Meteen naar de inhoud

Interview met Evi F. Verhasselt


Interview met Evi F. Verhasselt

Evi Verhasselt met Noor, eigen foto

Werner Peeters sprak met Evi F. Verhasselt:

Dag Evi, waar ben je op dit moment mee bezig?
Ik werk fulltime bij Lantis, de bouwheer van de Oosterweelverbinding, dus daar gaat een groot deel van mijn tijd naartoe. Daarnaast krijgt mijn hondje Noor ook een stevige dosis aandacht en hou ik er een reeks hobby’s op na die komen en gaan. Momenteel ben ik bezig met het bouwen van miniatuurhuisjes en pruts ik oorbellen in elkaar, dat helpt mij om rust te vinden in mijn hoofd. Ondertussen schrijf ik natuurlijk ook nog! Op dit moment werk ik aan het derde deel van mijn Laatste Erfgenaam-serie: De robijnen troon.
Het eerste deel van deze serie, De saffieren troon  verscheen in 2016, maar ik begon met het uitwerken van het verhaal ergens in 1996. Schrijven lukte toen nog niet echt, omdat ik vond dat ik ervaring miste. Ik moest eerst meer meters schrijven en mijn eigen stijl vinden. Dat zie je ook in het boek. De eerste hoofdstukken werden herschreven nadat De tranen van Tataneh werd gepubliceerd en dat is zichtbaar in het verschil in stijl, maar dat vind ik niet erg. De saffieren troon laat op die manier zien hoe ik als schrijver door de jaren heen gegroeid ben. 

Op zich is het verhaal van De laatste erfgenaam een eenvoudige coming-of-age-story. Eleanora, zeventien jaar, moet inderhaast het huis achterlaten waar ze opgroeide en op zoek gaan naar haar identiteit, haar ware naam en haar plaats in de wereld. Maar op de achtergrond speelt er veel meer en als lezer ga je samen met Eleanora op reis door Du’var-dai, de wereld die ik creëerde, om dat te ontdekken. Er zijn maatschappelijke conflicten, er woedt een religieuze oorlog en er zijn momenten waarop Eleanora oog in oog staat met stukjes oude technologie, waarvan niemand nog weet waar die voor diende. In ‘De Saffieren Troon’ werd de opzet van het verhaal geschetst, als de buitenste rand van een puzzel. 
Het tweede deel, De smaragden troon, sluit daar naadloos op aan en gaat dieper in op een aantal verhaallijnen. Er worden antwoorden gegeven, maar zeker niet op alles, en Du’var-dai krijgt meer vorm en diepgang. Eleanora leert met vallen en opstaan wie ze is, wie ze kan vertrouwen en gaat tot het uiterste om haar ware naam te mogen dragen. 
De gevolgen daarvan escaleren in het derde deel, waarin Eleanora wordt gedwongen om de uiterste grenzen op te zoeken van haar kunnen, en dan kleurt de wereld rood. Hoe dat afloopt, lees je in ‘De Robijnen Troon’.

Vertel eens wat meer over je debuutroman, De tranen van Tataneh? 
De tranen van Tataneh ontstond ooit als een vervolgverhaal dat ik postte op webtales.org, totdat ik gecontacteerd werd door Rianne Lampers van Celtica Publishing met de vraag of ze het boek mocht uitgeven. Ik had toen een drieëntwintigtal hoofdstukken geschreven en het duurde uiteindelijk nog twee jaar voor het hele boek er was. Ik herinner me nog heel goed hoe ik na een schrijfsessie van achttien uur, waarin ik de laatste hoofdstukken schreef, ergens na drie uur ‘s nachts op ‘send’ drukte. Zonder zelfs het hele verhaal nog een keer na te lezen. Tien maanden later had ik het boek in handen en tot op vandaag ben ik daar ontzettend trots op. 
De tranen van Tataneh is een fantasyverhaal met een dosis humor, afgewisseld met diepzinnigheid en de nodige actie. Het begint in de Wereldkamer, waar de kleine godin Tataneh haar vader mag helpen bij het scheppen van een nieuwe wereld. Dat schiet bij haar broer echter in het verkeerde keelgat en in een vlaag van jaloezie besmet hij de planeet Aedon met drakeneieren. Gelukkig komt moeder tussenbeide om de draken in slaap te brengen en een ramp te voorkomen. Duizend jaar later worden de draken echter uit hun slaap gewekt door prins Abromar en magister Gatorro. Een handjevol helden, waaronder een blinde moordenaar, een pratende eekhoorn en een krankzinnige zieneres, moet redding brengen. Maar of dat goed afloopt?

Voor je reeks De laatste erfgenaam heb je behoorlijk wat werk gehad met je wereldbouw. Hoe begin je aan zoiets?
Zoiets begint heel klein en dan laat je dat compleet en volledig ontsporen. Wereldbouw startte bij mij met vragen stellen en eindigde in de reverse engineering van een cultuur, een taal, een religie… een hele wereld. Toen ik het verhaal begon uit te werken, besloot ik op een gegeven moment om van mijn hoofdpersonage een elf te maken. De vraag die ik me toen stelde was: waarom leven deze elfen en mensen op dezelfde wereld? Gevolgd door: welke wereld is dat dan? En zijn er nog andere volkeren? En waar komen die vandaan?  Of zijn ze er altijd al geweest?
In een mum van tijd ontstond er een oorsprongsverhaal en werd er een nieuwe wereld geboren, bevolkt door verschillende intelligente soorten die allemaal  in een ander deel van die wereld leven en eigen kenmerken hebben. Voor ik het wist was ik bezig met religies en talen te creëren, een wereldeconomie op te zetten, een kalender met feestdagen en maanstanden te maken, een historische tijdlijn uit te werken en geschiedenis te schrijven (letterlijk!). Niet alles is gedetailleerd uitgewerkt, dat is onmogelijk, maar voor mij is die achtergrond belangrijk als kader voor mijn verhaal. Als fantasyschrijver moet ik namelijk voor mezelf heel duidelijk maken wat de wetmatigheden zijn in mijn wereld en welke grenzen ik als auteur niet mag overschrijden. Het had absoluut veel simpeler gekund en ik raad mijn werkwijze echt aan niemand aan, maar ik zou het zelf niet anders hebben willen doen. 

eigen foto

Vind je dat het fantasy-genre in het Nederlandse taalgebied stiefmoederlijk behandeld wordt, of valt het allemaal nogal mee?
Het is nog steeds erg zoeken naar Nederlandstalige fantasy in de boekhandel. Er zijn uitzonderingen, maar als er fantasy in de winkel ligt, dan is dat vooral vertaald werk of Engelstalig met misschien twee of drie Nederlandstalige auteurs ertussen. De vraag naar fantasy is er, maar ik denk dat de boekhandels geen risico durven nemen. Zij grijpen liever naar die titels die het in het buitenland goed deden en dus zekerheid in verkoop bieden. Die boeken kregen al een stevige PR-boost over de grens, zijn hier dus ook erg begeerd en verkopen als zoete broodjes. En de Engelstalige uitgeverijen kunnen dat doen, want zij beschikken over véél meer lezers in hun taalgebied, waardoor een beetje reclame maken zich daar vertaalt in winst.
In Nederland en België is de doelgroep kleiner, waardoor zoiets veel minder loont. Dat maakt dat grotere uitgeverijen op zoek gaan naar auteurs die zekerheid op verkoop bieden, waardoor nieuwe auteurs nauwelijks kans maken. Er zijn gelukkig wél een heleboel kleinere uitgeverijen die zich richten op het uitgeven van fantasy en sciencefiction, maar die moeten erg creatief omspringen met hun budgetten, want de winstmarge op boeken is niet groot. Rijk worden als fantasy-schrijver zit er echt niet in.
Houdt dat de Nederlandstalige auteur tegen om te schrijven? Gelukkig niet! Door de jaren heen heb ik steeds meer ongelooflijk goede schrijvers ontmoet. Er werden én worden prachtige boeken geschreven in het fantastische genre en ik merk dat steeds meer lezers de weg ernaartoe vinden. Het is bijvoorbeeld erg tof om te zien hoe op festivals zoals o.a. Castlefest, Elftopia en Elfia er steeds een verscheidenheid aan auteurs, uitgeverijen én geïnteresseerde lezers te zien is. De lezers zijn er, de boeken eveneens. Nu is het gewoon nog zorgen dat die twee elkaar ook buiten het festivalseizoen kunnen vinden. 

Ik zag bij de schrijvers die je beïnvloed hebben onder meer Roger Zelazny en Julian May. Vertel eens wat meer over je invloeden?
Er was eens een zomer na een jaar waarin ik enkel slaagde voor muziek en tekenen. Dat was het resultaat van een slechte school in combinatie met pestgedrag en puberteit. Ik had zo mijn voeten geveegd aan studeren, dat mijn ouders vonden dat ik maar eventjes niet meer naar de bibliotheek moest en de zomer best achter mijn studieboeken doorbracht. Tijdens het inleveren van mijn laatste boeken, smokkelde ik één boekje de schoolbibliotheek uit: Prinsen van Amber, van Roger Zelazny, een pocketeditie uit 1970 met vergeelde bladzijden. Ik las het uit in een dag. Herlas het. En besteedde vervolgens mijn zomer aan het schrijven van een vervolg op het boekje en het maken van een set troefkaarten. Sindsdien verzamelde ik alle boeken en kortverhalen van Zelazny. Ik hou ontzettend van zijn intense, beeldende schrijfstijl en koester zijn verhalen die altijd wankelen op het randje van fantasy en sciencefiction. Ik lees en herlees ze. Elk boek van hem is als thuiskomen.
Van Julian May las ik het Veelkleurig land en de boeken over Het galactisch bestel. Haar bewonder ik, omdat ze tijdens mijn tienerjaren een van de zeldzame vrouwelijke schrijfsters was die schreef in het genre waar ik van hield en er een wereldbouw op na hield waarvan ik enkel kon dromen. Zij leerde me dat je door middel van dialogen véél meer kan weergeven dan enkel hardop gesproken woorden. In mijn boeken komt een stevige dosis telepathie voor en dat heb ik een beetje aan haar te danken. Ik haalde bij haar ook de inspiratie voor een van mijn volkeren in De laatste erfgenaam: de Horg (een soort van mislukte mix tussen elfen en mensen). Op dit moment ben ik trouwens Het galactisch bestel aan het herlezen en het is gelukkig nog steeds even goed.  

Heb je al plannen voor na De laatste erfgenaam-cyclus?
Er liggen nog andere verhalen te verstoffen op mijn computer. Ideetjes die half uitgewerkt zijn, sommige meer dan andere. Zo is er een sciencefiction-verhaal dat ik De koepelgangers gedoopt heb, maar waarvan ik niet weet hoe het moet eindigen, dus dat ligt stil. En dan is er ook nog de whodunnit die ik ooit wil schrijven. De personages zijn er, de plot is er, de locaties… ik moet me alleen nog eigen maken met het genre. Hoewel ik ooit elke Agathie Christie las die er geschreven werd, merk ik dat het me moeilijk valt om buiten het fantasygenre iets op papier te krijgen.
Maar eerst wil ik graag De laatste erfgenaam beëindigen, want dat wordt nog een hele brok en ik wil dat ontzettend graag op papier hebben staan.

Tot slot: wat wens je het Nederlandstalige fantasy-milieu toe?
Wat elke schrijver wil: een plaats in de boekhandel, lezers die staan aan te schuiven bij een boekrelease en oprechte mediabelangstelling. Maar, met het nodige geduld, een dosis volharding en heel veel liefde voor en van onze lezers komen we er wel. Zeker met initiatieven zoals de Fantastische Unie!

Waar ben je te vinden?
Op de website van Celtica Publishing.

eigen foto