Meteen naar de inhoud

Schrijftips van Collega-auteurs – Met kritiek omgaan


Het motto van de Fantastische Unie is #samenvoorhetfantastischegenre, en dat geldt natuurlijk ook voor schrijven in dat genre. Daarom introduceren we de schrijftips, waarbij auteurs elkaar kunnen vertellen hoe zij bepaalde dingen aanpakken. Horen hoe vakgenoten het doen, kan immers heel inspirerend werken. Of misschien pak jij het net compleet anders aan en ook dat is interessant voor mede-auteurs. We zetten het hier voor je op een rijtje.
Om het een beetje overzichtelijk te houden, werken we met een thema/schrijfonderdeel waarrond er tips zijn gegeven.

Deze keer: hoe moet je met kritiek omgaan?
Iedere auteur heeft (nuttige) kritiek nodig om te kunnen groeien in het schrijverschap. Maar het ontvangen ervan is niet altijd even makkelijk. Hoe ga jij daarmee om? En wat is nuttige kritiek? Hoe herken je die en hoe ga je er op een goede manier mee aan de slag? Daarnaast is er die soms ronduit lastige innerlijke criticus die de meesten van ons met zich meedragen. Hoe leg je die (indien nodig) bij jouw schrijfproces het zwijgen op?


“Goede kritiek beantwoordt de vraag ‘waarom’.”

“Ik heb in de loop van de decennia wel aardig wat kritiek gehad én gegeven, en heb dus aardig wat voorbij zien komen. Hier zijn een paar tips:

1. Als iemand kritiek heeft op mijn werk, vat ik het niet persoonlijk op. Ik heb gemerkt dat sommige schrijvers kritiek op wat ze geschreven hebben als een persoonlijke aanval zien. Probeer in te zien dat als iemand zegt dat jouw lievelingspassage niet werkt, dit niet betekent dat jij als persoon waardeloos bent. Dat is niet zo. Diegene denkt alleen dat datgene wat je geschreven hebt niet werkt. Vraag daarom waarom diegene dat vindt, en kijk vervolgens of je iets met die uitleg kunt. Misschien had je het toch zo onduidelijk opgeschreven dat de meeste lezers niet zien wat je bedoelt, of snapt deze specifieke lezer gewoon niet welke kant je op gaat. Of misschien maakte je structurele fouten die nu aan het licht komen. Kritiek op je werk is geen kritiek op jou.

2. In het verlengde van mijn vorige punt is natuurlijk dat je werk je kindje is. Je hebt er heel lang op gezwoegd, je hebt je best gedaan, en je bent er wel wat beschermend over. Maar wanneer je je werk publiceert (online op een forum, in een magazine, als boek publiceert) of ter review opstuurt (naar een redacteur, of naar een schrijfwedstrijd waar je commentaar krijgt), dan laat je in feite je kindje los. Je kindje moet nu op eigen benen staan, en zal daarbij ook een paar keer vallen (je werk zal door anderen gelezen worden en die zullen er hun mening over hebben). Het is zo makkelijk om té beschermend over je werk te zijn, net zoals je heel makkelijk té beschermend over je kind kunt zijn. Maar net zoals je je kind niet eeuwig kunt afschermen voor slechte cijfers op school, liefdesverdriet en afgewezen worden voor die ene baan, kun je je niet blijven verschuilen achter het excuus dat niemand je werk snapt, dat die criticasters het gewoon niet goed hebben gelezen. Zeker als meerdere mensen zeggen dat er iets niet werkt, dan zou je je toch wel achter de oren moeten krabben of ze misschien niet toch een punt hebben. Ik denk dus dat het goed is om je werk altijd even te laten liggen voordat je het opstuurt. Niet alleen kun je er dan zelf met een iets frissere blik naar kijken omdat je een beetje afstand hebt geschapen, maar ook neem je dan emotioneel een stapje terug.

3. Goede kritiek beantwoordt in mijn ogen de simpele vraag ‘waarom’. Waarom vindt diegene jouw verhaal goed of slecht? Daar kun je als schrijver namelijk wat mee. Ik heb liever kritiek als ‘Ik vond je verhaal stom, want de hoofdpersoon is saai en die coole slechterik doet zulke rare dingen’ dan ‘Meh, je karakterontwikkeling zuigt en het einde slaat nergens op.’ Het gaat me hierbij niet om hoe geschoold of hoe ervaren of hoe hoog in aanzien de criticaster is, of hoe uitgebreid de kritiek is: als de simpele vraag waarom het wel of niet goed is niet beantwoordt wordt, dan is het een stuk minder nuttig dan wanneer iemand je dat wel hoort. Want wanneer je hoort waarom iemand iets vindt, dan kun je daar veel meer van leren.

4. Ik raad je trouwens aan om, wanneer je kritiek ontvangt, niet direct als een razende alles wat diegene zegt in je verhaal te gaan ‘verbeteren’. Probeer van een paar verschillende mensen kritiek te verzamelen, en vergelijk die. Zeggen ze allemaal dat ze je einde niet snappen? Dan komt datgene wat je bedoelde waarschijnlijk niet goed over, en zul je dat duidelijker moeten proberen te maken. Zegt de een dat die je einde niet snapt, de ander dat die het geweldig vindt en zegt weer een ander er helemaal niets over? Kijk dan of degenen die er wat over zeggen, ook zeggen waarom ze dat vinden. Misschien had degene die er niets van snapte een heleboel verwijzingen gemist, of snapte hij het niet omdat hij niet bekend is binnen het genre / zijn dag niet had / geen ervaring heeft omdat hij eigenlijk nooit wat leest. Of misschien vond diegene het helemaal niets juist omdat hij het genre door en door kent, en jouw ‘wending’ al van mijlenver aan zag komen, en je verhaal eigenlijk in andere vormen al honderd keer had gelezen, terwijl degene die het goed vond juist een onervaren lezer is die deze wending voor het eerst tegen is gekomen. Kijk dus goed naar de kritieken in zijn geheel en kijk naar waarom ze iets zeggen (dat is waarom de vraag ‘waarom’ wat mij betreft zo belangrijk is).

5. En die innerlijke criticaster, die bij het opschrijven van elke zin zegt dat dit helemaal niets is, en die je ’s nachts influistert dat je werk van de vorige dag waardeloos is, en die wil dat je tijdens het schrijven urenlang blijft polijsten op die ene zin om hem perfect te krijgen, waardoor je al wekenlang niet meer dan een pagina in totaal hebt geschreven, die je nu toch weer weg gaat gooien? Die moet, bot gezegd, gewoon zijn bek houden als je bezig bent met je eerste versie. Een van de grootste hobbels is het op papier krijgen van je verhaal. En als je zo perfectionistisch probeert direct elke zin goed te krijgen, dan ga je dat boek dit decennium echt niet afkrijgen, en haal je die deadline voor die schrijfwedstrijd al helemaal niet. Probeer je eerste versie daarom echt als een eerste kladversie te zien. Het maakt niet uit dat je verschrikkelijke zinnen opschrijft en rare kronkels maakt: niemand anders gaat dit ten slotte lezen. Wanneer je eenmaal een eerste ruwe versie hebt, kun je gaan schaven en het zo mooi maken als je wilt. JE kunt zelfs alles weggooien en opnieuw beginnen. Maar die eerste versie heeft je gedachten wel al geordend, en je laten zien welke kant je verhaal opgaat.

6. Mocht je nog steeds moeite hebben om die eerste versie op papier te krijgen, dan kun je de hulp inroepen van iemand die je vertrouwt. Vraag aan diegene of je elke week je voortgang op mag sturen. Ongeacht of diegene er kritiek op geeft of niet, ongeacht of diegene het überhaupt leest of niet: dit is voor jezelf een extra druk om te leveren. Want elke week moet je iets af hebben, moet je iets hebben om te laten zien. Op die manier heb je een deadline voor jezelf gecreëerd, en heb je iemand ingeschakeld die je ook daadwerkelijk om de oren kan slaan als je een week lang niets hebt gedaan. Dit is de manier waarop ik uiteindelijk toch mijn masterscriptie af heb gekregen.”

– Gerard van den Akker
Gerard van den Akker (1982) is geboren en getogen Amsterdammer. Tegenwoordig is hij het bekendst in het Nederlandstalige fantastische genre als jurylid: op dit moment voor Waterloper, maar hiervoor heeft hij ook voor alle negen de edities van Fantastels gejureerd. Een tijd lang is hij eindredacteur van het online magazine ‘Blind’ geweest, en heeft een tijdje als freelance redacteur gewerkt, maar is sindsdien naar de IT afgezwaaid. Ook heeft hij diverse korte verhalen geschreven en gepubliceerd in binnen- en buitenland, en heeft hij aan diverse schrijfwedstrijden meegedaan, waar hij van laatste tot eerste eindigde.

“Elke recensent kijkt met zijn eigen blik.”

“Voor mij staat en valt het waarom en wanneer de kritiek gegeven wordt. Ik kreeg een slechte recensie op het moment dat mijn moeder net overleden was. Tja. Dan valt het verkeerd. Huilen, boos geworden. Laat ik zeggen dat de emoties dan even niet te reguleren zijn. Bovendien had ik niet om de recensie gevraagd. Dan sta ik niet open voor kritiek. Vraag ik (of mijn uitgever door het uitsturen van recensie-exemplaren) er wel om, dan luister ik. Ik ga niet gelijk alles verbeteren. Dat is met een gedrukt boek ook niet te doen. Mocht er ooit een 2e druk komen, dan zal ik zien of ik die kritiek mee kan nemen. Met een e-book is het wat gemakkelijker om kleine correcties door te voeren.
Het ligt er maar net aan met wat voor blik die recensent naar een boek kijkt. Dat mantra hanteer ik bij recensies die ik zelf krijg. Ik reageer overigens niet op recensies met een weerwoord. Het is namelijk gewoon een mening en dat mag. Als ik in gesprek raak met iemand, die mij vraagt waarom ik in ’s hemelsnaam zo’n ruk boek heb geschreven, dan zal ik uitleggen waarom ik wel of niet iets gedaan of gelaten heb. Daar komen soms hele leuke gesprekken uit voort. Dan heb je echt een dialoog en dat werkt verhelderend naar beide kanten toe.

Die innerlijke criticus: ik heb drie jaar zware therapie achter de rug. Dat kreng durft zich bijna niet meer te laten zien. Meestal zeg ik tegen de IC als ie erg hardnekkig is of denkt alsnog een “ja maar” te moeten produceren: ik weet dat je het goed bedoelt, dat je me wilt beschermen. Ik ben nu zo ver dat ik het zelf kan, dus dank je wel voor je inspanningen en ga nu maar weer slapen. En dan pak ik een knuppel om mijn woorden kracht bij te zetten. Werkt tot nu toe uitstekend. En verder sluit ik me aan bij Gerard.”

– Roselynd Randolph
Roselynd Randolph verslond vroeger jongensboeken die ze veel spannender vond dan de literatuur voor meisjes. Ze ontwikkelde een voorkeur voor mysterieuze zaken, griezelverhalen en uiteraard, fantasy. Dat leidde in 2013 tot de publicatie van het eerste boek in haar weerwolftrilogie De boeken van de Varulven. Behalve over weerwolven, schrijft ze ook over demonen en gevallen engelen. Roselynd vermengd urban- en darkfantasy tot een herkenbare eigen stijl vol humor en actie.

“Kritiek waar ik het niet mee eens ben, leg ik naast me neer.”

“De nuttigste kritiek is die waar ik zelf niet aan had gedacht, maar waar ik het wel meteen mee eens ben wanneer ik hem te horen krijg. Dergelijke kritiek brengt me tot nieuwe inzichten over mijn eigen tekst, en leidt meestal direct tot ideeën voor verbetering.
Omgekeerd leg ik kritiek waar ik het zelf niet mee eens ben zonder de minste zorg naast me neer. Niet omdat ik het altijd beter meen te weten, maar gewoon omdat ik altijd 100% mijn goesting wil doen en dus nooit iets zou wijzigen waar ik zelf niet achter sta.”

– F.P.G. Camerman
F.P.G. Camerman werkt al sinds het bronzen tijdperk aan zijn sciencefantasyepos De verloren stammen van Aden, waarvan inmiddels twee delen zijn verschenen: De schreeuw van de griffioen (2020) en De wil van Adens goden (2022). Het derde deel, De wens van Adens gezant, verschijnt begin 2025. Tussendoor pleegt hij af en toe een kortverhaal, zoals Wolkenzoon, recent gepubliceerd in de bundel Bang voor spoken?

“Ik zie kritiek als iets om te groeien.”

“Ik probeer kritiek te zien als iets om te kunnen groeien als auteur, om ervan te leren en beter te worden. En ik houd in gedachten dat het kritiek is op mijn verhaal en niet op mij persoonlijk. Als het toch persoonlijk wordt, dan is dat slechts hoe die ene persoon erover denkt. Jammer dan.”

– Liesbeth Jochemsen
Liesbeth Jochemsen (1987) heeft drie boeken gepubliceerd, alle in het genre fairytale fantasy. Onder een pseudoniem schreef ze een dichtbundel over geloof, hoop en liefde. In haar korte verhalen waagt ze zich aan tal van genres binnen en soms ook buiten het fantastische spectrum. Naast schrijven en lezen houdt ze van zwemmen in open water. Ze werkt als chemisch analist op een laboratorium in de agrarische sector en woont met haar gezin in Olst. Wekelijks schrijft ze een reflectie voor Hier in Salland.

“Bij jurycommentaar ben ik erg eigenwijs.”

“Als het feedback is van een proeflezer of mijn redacteur moet ik het vaak even laten bezinken. Als ik het er dan mee eens ben, ga ik ermee aan de slag, anders niet.
Als het een negatieve recensie is… is het altijd even slikken en tegen mezelf zeggen dat het maar een mening is en niet iedereen alles leuk kan vinden. Als het om jurycommentaar gaat bij schrijfwedstrijden ben ik erg eigenwijs.”

– Natascha van Limpt
Natascha van Limpt heeft archeologie gestudeerd aan de Universiteit van Leiden. Na het afronden van haar studie heeft ze zich helemaal op de schrijverswereld gestort. Ze heeft inmiddels vijftien boeken geschreven in uiteenlopende genres, werkt als freelance redacteur en corrector en recenseert voor Fantasywereld.

“Feedback geven gaat om communicatie.”

“Voor feedback geven:
1. Wat vaak goed werkt is de sandwich methode: eerst een top, dan een tip, dan weer eindigen met wat top was. Dan pak je de kritiek in en komt het minder hard aan.

2. Wat ook helpt is om te zeggen waaróm je iets mist, of wat er onduidelijk is. (Omschrijven). Dan kan de schrijver zélf bedenken hoe ze het willen oplossen. Pas op dat je daarbij niet vertelt hoe jíj het zou oplossen. (Voorschrijven). Daarmee beïnvloed je de schrijver te veel. De oplossing moet bij de intentie en smaak van de schrijver passen. Niet andersom. Dus let op dat je geen suggesties voor nieuwe scènes en personages doet, tenzij daar expliciet om wordt gevraagd.
Plotters kunnen in een vroege fase vaak beter met (extern) aangedragen ideeën omgaan dan ontdekkingsschrijvers. Omdat de tweede groep zelf (intern) nog aan het graven/voelen is. En dan kleur je hun beeld te veel. Plotters vragen daarentegen vaak wél om suggesties, omdat het voor plotten prettig kan zijn om veel input te hebben om uit te kiezen.

3. Dus vraag ook met wat voor type schrijver je te maken hebt. En wat voor type feedback ze in deze fase wel/niet zoeken? Kritiek niet kunnen waarderen heeft minder met kwetsbare zieltjes te maken (wat ik onterecht vaak lees), maar meer met het niet begrijpen van het schrijfproces. En met een gebrek aan ervaring hoe je feedback geeft en ontvangt.
Communicatie blijft een kunst. Weet wat je zelf nodig hebt als schrijver en durf dat een ander ook uit te leggen.”

– Samantha Haitsma
Samantha Haitsma is een roman- en scenarioschrijver die graag fantasy, sciencefiction en historische verhalen schrijft met een diepere boodschap. Ze heeft zowel vóór als achter de schermen gewerkt op verschillende filmsets, en hoopt op een dag haar eigen verhalen ook te mogen verfilmen. Als schrijfcoach heeft ze ook nieuwe schrijvers op weg geholpen. ‘Destijds was er bar weinig informatie beschikbaar, dus ik had echt behoefte om meer kennis te delen. Nu is bijna alles met één muisklik wel te vinden. Maar de mentale kant van de reis, dáár hebben we elkaar nog steeds voor nodig.’

“Hoe lezers lezen, is heel leerzaam.”

“Ik kreeg een keer bij een wedstrijd een juryrapport waarbij hetgeen de ene jurylid het verhaal “de kers op de taart” noemde, maar door een ander “een overbodig aanhangsel” werd genoemd. Hoe verschillende lezers mijn verhaal compleet anders beleven, vond ik heel leerzaam.”

– Laura Weterings
Laura Weterings is een droomreiziger die haar lucide dromen neerpent in de vorm van korte verhalen en gedichten. Zo is ook haar bundel Beestige Dromen ontstaan.
Op dit moment is haar hippische fantasyroman, 
Het Rossenreyders Gymnasium, waarin edele rossen van hun vleugels ontdaan worden om ze hanteerbaar te maken, net uitgekomen.

“Hoe feedback is opgeschreven, komt aan.”

“Kritiek geven, of eigenlijk feedback geven (dat is heel wat anders) is een beetje een vak apart. Ik heb er heel erg aan moeten wennen om kritiek te ontvangen op mijn werk en het heeft lang geduurd voordat ik doorkreeg dat het alles te maken heeft met smaak. Mijn smaak zit nogal in een niche van het genre, dus verwacht ik niet dat iedereen het met me eens zal zijn of mijn verhalen goed zal vinden. Aan de andere kant, als iemand een recensie schrijft die erg lovend is, zit ik een hele middag te stralen. Hoe iets opgeschreven is, komt aan.
Bij schrijfwedstrijden gaat het net zo. Als er iets in een juryrapport staat waarvan ik denk: ‘Daar hebben ze gelijk in, dat kan beter,’ dan gebruik ik dat om mijn verhaal te verbeteren. Maar staat er iets waar ik niks mee kan of waar ik het niet mee eens ben, dan probeer ik het terzijde te leggen. Eerst moet ik er even goed over nadenken, wat er nu precies is bedoeld en wie de verantwoording heeft voor de zienswijze, de lezer of de schrijver. Want als iemand iets had verwacht wat niet in mijn verhaal zat, daar kan ik niks aan doen.
Ik trek mijn conclusies en pas mijn plannen aan, aan de hand van kritiek. Vaak komt het erop neer, dat als de stoom is afgeblazen, ik punten van verbetering zie die ik ter harte neem en zal gebruiken voor het herschrijven. Bij een boek maak ik een lijstje van dingen die kunnen veranderen als er ooit een volgende druk van komt.
Ik heb moeten leren om vooral mijn eigen weg te gaan en me niet te laten tegenhouden door negatieve opmerkingen. Ik doe het niet zo slecht als mijn interne criticus me soms laat denken. Het is zaak om de creativiteit niet te laten insluiten, maar juist meer vrijheid te geven. Als ik me de kritiek te veel aantrek , kan ik wel stoppen met schrijven, het lijkt me niet dat dat de bedoeling is. Dan denk ik aan mijn “fans” die graag willen dat ik doorga. De grootste fan ben ik zelf. Als echt niemand nog om mijn verhalen geven zal, blijf ik ze schrijven , voor mijzelf.

De interne criticus is voor mij een waardevol deel van mezelf. Alleen niet als ik een nieuw verhaal aan het schrijven ben, want dan kan hij zich beter even koest houden. Bij het herschrijven en bij redactiewerk heb ik hem hard nodig. Gelukkig werkt hij op de achtergrond mee tijdens het schrijven. Zo weet ik nu bijvoorbeeld al hoe ik de eerste versie van mijn manuscript bij een tweede versie al kan gaan verbeteren. Dat heb ik denk ik toch wel geleerd van het aan schrijfwedstrijden meedoen en goede feedback te krijgen. Op den duur krijg je er voelhorens voor om te zien hoe het nog wat beter kan.
Het blijft schipperen. Kritiek is niet erg, als het goede feedback is waar je als schrijver iets mee kunt, waarmee je je verder kunt ontwikkelen. Als je het ermee eens bent. Anders niet. Ik vind het fijn om recensies te krijgen waaruit ik af kan lezen hoe iemand het verhaal ervaren heeft. Een lijstje met een paar gevonden typo’s in het boek, schrijf ik op voor de volgende druk. Altijd spannend om feedback te krijgen. Soms niet leuk, andere keren zeer waardevol. Ik wil me niet meer in een hoek laten drukken, zoals in het begin, heb geleerd om meer voor mezelf op te komen. Er is nog ruimte genoeg voor groei en meer zelfvertrouwen opbouwen.

– Johanna Lime
Johanna Lime is het pseudoniem van Marjo Heijkoop. Ze debuteerde in 2015 met Schimmenschuw bij Zilverbron, gevolgd door de trilogieën De vergeten vloek (2017 – 2020) en Interplanetair (2021 – 2023). Johanna schrijft een combinatie van fantasy en sciencefiction in een zich steeds verder uitbreidend heelal.